De taalontwikkeling van een kind verloopt volgens verschillende stadia en volgens een vast patroon. Bij sommige kinderen zien we een vertraagd of afwijkend verloop in deze ontwikkeling in vergelijking met leeftijdsgenootjes. We spreken dan van een taalontwikkelingsstoornis.
De taalproblemen kunnen zich zowel in het begrip als in de productie voordoen. Zo kunnen kinderen het moeilijk hebben met het begrijpen van opdrachten, maar ook met het vormen van zinnen of met het verbuigen en vervoegen van woorden, ….
Tekorten in de taal kunnen bij lagere schoolkinderen ook een invloed hebben op het schools functioneren. Zo kan het moeilijk zijn om letters aan te leren bij het schrijven, om te leren lezen, verhalen te begrijpen, vraagstukken op te lossen, … Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis hebben meer kans op een leerstoornis.
Directe en indirecte therapie worden gebruikt in kader van een taalontwikkelingsstoornis. Bij directe therapie worden de moeilijkheden behandeld. De indirecte therapie bestaat uit ouderbegeleiding.